Hoe is het allemaal
begonnen ? Toen we terugkwamen uit Frankrijk
einde juni '40, vonden we ons huis ongeschonden
terug. Er was niet gevochten in ons stadje en ook
niet gebombardeerd. Er was ook niet ingebroken
zoals we gevreesd hadden.Mijn vader nam zijn
sleutel, deed de deur open en we waren weer THUIS. Het leek of we maar een
paar uur waren weggeweest ! Nochtans hadden we
bijna twee maand in Noord Frankrijk rondgedoold
en verschillende keren ons leven geriskeerd,
terwijl er hier geen enkel schot gelost was.
Het leven scheen
zijn normale gang hernomen te hebben. Het enige
wat opviel waren de met kletterende botten
marcherende Duitse soldaten en de grote witte
aanplakbiljetten die op alle hoeken van de
straten hingen. Deze affiches hadden een grote
rode rand. Een Duitse arend met gestrekte
vleugels en het hakenkruis prijkte bovenaan.
Daaronder stond er steeds hetzelfde woord :
"Bekanntmachung" of "Verordnung".
De tekst was in drie talen, Duits, Frans en
Nederlands, opgesteld en ondertekend door de
"Ortskommandant of de dienstdoende
burgemeester van VNV allooi.
De dagbladen
verschenen weer, maar enkel op één dubbel blad.
Alleen de partijkrant van het VNV : "Volk en
Staat" beschikte over meerdere bladzijden.
Het nieuws in de kranten en op de radio was
gecensureerd en we hadden dagelijks recht op de
zegebulletijns van de Wehrmacht. Ook de bioscopen
hadden hun deuren heropend. Iedere vertoning
begon onvermijdelijk met de "Wochenschau"
waarin de Duitse troepen oprukten op de tonen van
Wagner. Alle filmen waren van Duitse makkelij.
Engelse en Amerikaanse filmen waren verboden. Om
die leemte op te vullen presenteerde men ook
Hongaarse, Tsjechische en Italiaanse filmen.
Enkele Vlaamse, zoals "De Witte" en de
"De Vlaschaard" werden ook toegelaten.
Die waren trouwens in Duitsland gemaakt. De
sterren waren : Hans Albers, Heinz Rühmann,
Marika Röck en Christine Söderbaum. De eerste
kleurfilm die we tezien kregen was "Die
Goldene Stadt". Deze laatste was trouwens
"Kindern Verboten". In de pauze glipten
wij toch binnen. Er was trouwens niets anders te
zien dan een langgerekte beweegloze mondkus en de
openstaande deur van een slaapkamer. Onze
fantasie moest de rest aanvullen.
Mijn vader was,
zoals reeds verteld, wegens een hartziekte op
pensioen gesteld. Mijn ouders waren in 1937 een
handel in bonneterie begonnen. Als marktkramer
reden zij iedere weekdag naar een andere stad om
kousen te verkopen. Nu werd er enkel nog naar de
markt gereden op maandag. De prijzen van de
wollen en zijden kousen waren de pan uitgevlogen
en op de markt onverkoopbaar. Mijn ouders
verkozen de boerenbuiten op te trekken om te
"leuren". Meestal kregen zij etenswaren
zoals boter, vlees, wit meel en eieren voor de
kousen, hetgeen ons geholpen heeft de oorlog door
te komen zonder al te veel honger. Onze voorraad
bonneterie was op het einde van de bezetting
volledig uitgeput
De Duitsers
organiseerden een monsterpropaganda (nu zou men
dit reclame noemen) om in Duitsland vrijwillig te
gaan werken. Alle Duitse mannen waren soldaat en
de oorlogsindustrie moest verder draaien. Vele
mannen waren werkloos en lieten zich het eerste
jaar verleiden. Ze zouden er veel geld verdienen
en elke drie maanden een paar weken naar huis
mogen komen met verlof. De realiteit was heel
anders. In Duitsland logeerden zij in vuile
barakken, kregen weinig geld en eten. Steeds
stonden zij onder druk om lid te worden van de
Nazi-partij of zich aan te melden bij het leger.
Het Nazi-regime beschouwde de bezette landen als
een "arbeidersreservoir" waaruit zij
naar believen konden scheppen. Toen de
vrijwillige arbeidsdienst doodbloedde bij gemis
aan kandidaten begonnen de wegvoeringen naar de
concentratiekampen. Mijn nonkel Omer had zich ook
laten verleiden maar tijdens zijn eerste verlof
wilde hij niet meer terug. Mijn moeder vernam dat
haar broer opgepakt was en tussen twee soldaten
weggevoerd werd met de trein. Men had ze zien
staan in het station. Vlug wikkelde ze een brood
met en stuk spek in een "toîle cirée"
en zei mij dit aan hem te geven. Ik liep naar het
station en zag nonkel Omer met de twee soldaten
op het perron staan. Ik durfde bijna niet naderen
maar hij had mij gezien en deed teken bij hem te
komen. De soldaten zeiden niets als ik hem het
pakje gaf. Hij is nooit meer teruggekomen. Mijn
grootouders hebben alleen een overlijdingsbericht
gekregen. Het beeld van een magere man tussen
twee gewapende soldaten is mij steeds bijgebleven.
Mijn nonkel
Henry, broer van de eerste, was Direkteur van het
Volkshuis. Hij was een uitgesproken anti-klerikaal
en leefde tezamen met een non die haar kap "over
de haag had gesmeten". Hij ook is opgepakt
en blind teruggekomen in 1945.
Mijn vader, met
zijn grote muile, stond bekend als een "anglofiel".
- "Pier ge
gaat ne keer last krijgen met altijd over
politiek te discuteren !" zij mijn moeder
dikwijls.
- "Ik mag toch mijn gedacht zeggen tegen die
zwarte broeken godverdomme."
Hetgeen moest
gebeuren en waarvoor mijn moeder hem zo dikwijls
had gewaarschuwd , gebeurde in de zomer van 1941.
Hij kreeg een oproep om zich bij een dokter van
het "Arbeitsamt" te melden. Die keurde
hem goed en enkele dagen later werd hij
opgeroepen om te gaan werken in een fabriek in
Gent. De eerste dag ontsnapte hij met anderen en
keerde niet meer terug.
Enkele weken
later werd hij opgeëist, met een twintigtal
anderen, om als gijzelaar op de bruggen te
overnachten. Het verzet begon zich te organiseren
en er werd de ene na de andere sabotagedaad
gepleegd, zoals het opblazen van
hoogspanningsmasten of bruggen en het doorknippen
van telefoonkabels. Er werd ingebroken in
ravitailleringsbureaus om de waardevolle
voedselzegels te bemachtigen en hier en daar
werden er ook aanslagen gepleegd op
vooraanstaande leiders van het VNV of op Duitse
militairen.
De Duitse
overheid, die in het begin van de bezetting,
beleefd en vriendelijk met de burgers omging,
veranderde haar houding en begon van langs om
meer hardhandig en driester op te treden tegen
wat zij noemden de "saboteurs" en de
"terroristen". Een anoniem schrijven
waarin iemand verklikt werd, was voldoende opdat
deze in de korste keren aangehouden werd en
weggevoerd naaar Breendonk. Het bezit van een
"sluikbladje" van de clandestiene pers
zoals "De Vrije Belg" of "Le
Drapeau Rouge" was voldoende om aangehouden
en gefolterd te worden.
- "Vonne,
ik ga niet, dat ze zelf hun bruggen bewaken
!"
- "Maar Pier, ze gaan je komen halen en
wegslepen."
- "Dat zullen we nog eens zien; ze zullen
moeten rap zijn. "
Er kwam een
tweede oproep, dit maal afgegeven door de "champetter".
Mijn moeder panikeerde. Bad en smeekte om toch
gevolg te geven aan de oproep. Vader nam een
valies, propte ze vol met kleren en scheergerief
en bond ze op de bagagedrager van zijn fiets.
- "Pier
waar ga je naar toe ?"
- "Ik weet het niet, maar ik werk niet voor
die smeerlappen."
Het enige wat de
tranen van mijn moeder bereikten was dat hij
dezelfde dag nog thuis bleef slapen. Deze
onzekere toestand zou niet lang duren en zonder
het te beseffen heb ik de ongelukstijding
gebracht tijdens het avondeten. 's Namiddags had
ik enkele Duitse legervoertuigen, volgepropt met
Feldgendarmes en een zwarte personenauto met
mannen in zwarte ledermantels zien halt houden
voor de Feldkommandantur op het Stationplein.
Toen ik dit terloops vertelde zei hij
- "Dit
lijkt op de voorbereiding van een razzia. Ik
vertrek nog vandaag naar Zottegem voor enkele
dagen".
Mijn moeder bekeek mij kwaad.
- "Kunde gij nu toch eens niet zwijgen. Ge
gaat niet meer op straat gaan spelen zulle,
onnozel joenk".
Tegen de avond
werd er plotseling op de deur geklopt. We
verstijfden van de schrik. Mijn moeder ging
opendoen en liet een persoon binnen die ik maar
kende als de eigenaar van het "Hôtel de l'Europe".
- "Pier, ik heb niet veel tijd, maar je moet
vluchten ! Er logeren Gestapo's in 't hotel en ik
heb op hun kamer een lijst zien liggen met namen
van een tiental mannen die ze deze nacht gaan
oppakken."
"Bedankt"
zei mijn vader.
De man verliet
vlug het huis. Mijn vader zette zijn fiets buiten.
-" Ik ben weg en kom mij de eerste weken
niet bezoeken. Ze zouden je kunnen volgen en laat
de kleine maar buiten spelen."
Rond drie uur 's
morgens werd er verschrikkelijk hard op de
voordeur gebonkt. Al bibberend deed mijn moeder
het venster open en we zagen een vijftal zwarte
schaduwen in het midden van de straat staan.
- "Politie, open doen !"
We waren verlamd van de schrik en het duurde
voorzeker te lang, want er werd weer op de
voordeur gehamerd. Toen mijn moeder de deur
opendeed werd zij brutaal opzij geduwd en
sprongen enkele Duitse soldaten binnen.
-"Waar is uw man ?"
De vraag werd wel in het Vlaams gesteld door een
man met zwarte ledermantel aan. Mijn moeder had
zoveel schrik dat ze niet kond antwoorden. De
soldaten doorzochten het ganse huis, pistool in
aanslag.
Toen ze onverrichter zake terugkeerden zei de ene
Gestapo tegen de andere :
-"Weer niks !".
Woedend
verlieten zij het huis en verdwenen in de donkere
nacht op mensenjacht.
Later hebben we
vernomen dat de eigenaar van het hotel al de
mannen van de lijst verwittigd heeft. Enkelen
hebben er geen rekening mede gehouden en zijn
opgepakt om nooit meer terug te keren.
Wel beschouwd
heeft deze man zijn leven geriskeerd om een
tiental andere mensen te redden. Bij mijn weten
heeft hij nooit een vermelding of ereteken
gekregen. Ik ken zelfs zijn naam niet.
Met dank aan
mijn onbekende held van het "Hôtel de l'Europe".
ANDERE
VERHALEN.
|