LEON. Toen hij negentien was
werkte hij in een Brusselse firma waar men
gereedschap verkocht voor alle ambachten maar dan
wel in 't groot. Men kon er alles vinden : vanaf
de kleinste boor tot de grootste kettingzaag. Er
was ook een departement voor industriële
naaimachines en een voor drijfriemen. Hij was er
aangeworven als bediende. Zijn taak bestond er
voornamelijk in van facturen, brieven en
prijslijsten te typen, maar ook van klanten te
bedienen.
De firma was
gevestigd aan de Anderlechtse Poort. Er waren een
dertigtal bedienden en arbeiders. De zaakvoerder
was een Nederlander die men zelden te zien kreeg.
Hij was er iedere dag want zijn grote Jaguar
stond steeds in de garage op dezelfde plaats.
Langs een privé-ingang kon hij zijn bureau
bereiken. Het dagelijkse bestuur werd overgelaten
aan een drietal directeurs. Eénmaal per jaar
gingen al de personeelsleden hem persoonlijk
"gelukkig nieuwjaar" wensen en dit was
ook de enige keer dat men hem te zien kreeg. Als
je een andere maal bij hem ontboden werd was het
ofwel voor een loonsverhoging of voor je
vooropzeg. Dus bleven de mensen maar liefst uit
zijn buurt.
In het
departement "boekhouding" droegen de
bedienden, net als de bazen, een witte stofjas.
De andere bedienden hadden grijze stofjassen aan.
De "witte cache- poussières" werden
met meer respect behandeld. Madame Laurent die
verantwoordelijk was voor de "E.H.B.O"
droeg ook een witte jas. Kwatongen beweerden dat
zij de maîtresse was van de grote baas.
Tussen de
arbeiders waren er veel "sociale gevallen".
Men had ze een laag betaalde job verschaft uit
liefdadigheid. Er was er een die niets anders
deed dan de ontelbare ramen en deuren schilderen.
Op één jaar was hij rond en herbegon hij
opnieuw. De pakjes werden door Désiré met een
stootkar naar het station gebracht . De wielen
van de kar pastten juist in de tramsporen. Dat
reed veel gemakkelijker. Als een tram luid
bellend minuten achter hem reed trok hij er zich
niets van aan.
- "Wel
breuke, kunde gij nie van de rails ?"
- "Ja zulle, maar gij nie hé !"
De magazijnier
heette Léon. Léon had een mismaakte grote voet
en liep moeizaam "clopin-clopant" door
zijn magazijn. Hij was ook doof en had een
oorapparaat dat verbonden was met een batterij
welke in het bovenste zakje van zijn stofjas zat.
Als hij slecht gehumeurd was schakelde hij de
batterij af en trok zich terug tussen de rekken.
Een van zijn
helpers stotterde en die vroeg hem eens :
- "LLLéon,
wwwweet jjjje wwwwat je mmmmoet doen om nnnniet
meer te mmmmanken ?"
- "Nee, wat dan ?"
- "WWWel, jjjje llllloopt op de rrrrand van
het tttttrottoir met éééééén vvvvoet in de
ggggreppel en de andere op het ttttrottoir
!"
- "Zeg weet je wat je moet doen om niet meer
te hhhhhhakkelen ?"
- "NNNNNee..."
- "Uwen smoel houden !"
De poetsdienst
bestond uit twee vrouwen die dag in dag uit de
bureaus en ateliers proper hielden en zodoende
alle papiermanden leeg maakten en ogenblikkelijk
de inhoud in de vuilniscontainer kipten.Het was
misschien hun taak niet te kijken wat er in deze
manden lag, maar een zekere dag....
Als je als
nieuwe en jonge bediende begon in een firma was
je aangewezen om het "klassement" te
doen. 't Was een erg saai werk en niemand deed
het graag. De gehele dag brieven, kopieën van
brieven en facturen klasseren was dus weggelegd
voor de "bleus". De klasseurs met de
honderde hangmappen stonden in een lokaal naast
het magazijn van Léon. Als beginneling liep je
wel eens verloren in die honderde documenten en
het domste wat je kon doen was raad vragen aan
Léon. Ten eerste wist hij er niets van en ten
tweede was hij een onverbeterlijke "poetsenbakker".
Toen er een
nieuwe bediende aangeworven werd zag Léon zijn
kans schoon om hem een poets te bakken. Och arme,
de jongen van amper 16, kwam pas uit school en
viel bijna flauw als hij iedere morgen bergen met
documenten zag liggen die hij moest klasseren. Er
werd veel publiciteit gemaakt en de zaken
draaiden van langs om beter. Zodoende kwamen er
steeds nieuwe klanten en leveranciers bij en
moesten er steeds nieuwe mappen geopend worden.
De nieuwe vroeg
aan Léon wat hij moest doen met documenten
waarvoor hij geen map vond waarop deze met een
serieus pokerface antwoordde :
"Och
menneken, als er geen farde is, smijt het dan
maar in de vuilbak !"
's Avonds zaten
al de papiermanden bomvol met documenten en om 8
uur 's morgens waren ze proper, leeggemaakt door
de kuisploeg. Dit spelletje duurde reeds een week
toen de bom barstte. Rachel, een der kuisvrouwen,
had haar beklag gedaan dat zij 's morgens de
laatste tijd veel meer werk had met de
papiermanden leeg te maken. Het diensthoofd ging
op informatie en stelde tot zijn onsteltenis vast
dat honderde brieven en facturen verdwenen waren.
De "bleu" stak het op Léon, deze stak
het de op voorganger van de bleu en uiteindelijk
kreeg Rachel de uitbrander want zij had moeten
zien vanaf de eerste dag wat er aan het gebeuren
was.
De fotokopie
stond nog in haar kinderschoenen. Een fotokopie
maken van een document duurde ongeveer 30 minuten.
Er moest eerst een negatief gemaakt worden van de
brief. Dit werd in twee baden gedompeld, om te
developperen en te fixeren. Dit wit op zwart
papier werd opgehangen om te drogen. Daarna werd
er een positief van gemaakt dat ook in de twee
baden gedompeld werd en opgehangen. Niemand dacht
er toen aan de verdwenen documenten te
fotokopiëren. Dus werden die allemaal terug
hertypt. Het was een werk van dagen en de schade
was enorm, want men wist niet exact welke
documenten verdwenen waren.
Rachel riep dat
zij aan geen enkele papiermand meer aankwam en
dat die "bureaucraten" zelf maar hun
paniers moesten naar de container dragen. Aan
Léon moest men ook niets meer vragen, zelfs over
zijn werk, want hij had permanent zijn batterij
uitgeschakeld. En de "bleu" die vloog
op staande voet buiten !
De stootkar werd
na een zekere tijd vervangen door een camion en
Désiré moest dan maar andere jobkes opknappen,
zoals de houten verpakkingen tot kleine stukken
zagen voor de open haard van de patron. Hij deed
dit met een electrische cirkelzaag. Een zekere
morgen zaagde hij het topje van zijn duim af. Hij
liep bloedend naar het bureel van Madame Laurent
op de voet gevolgd door Léon die het topje
tussen het zagemeel gevonden had en het aan haar
overhandigde.
Enfin, wilde
overhandigen want zij slaakte een luide gil en
viel in zwijm. Er werd een ambulance besteld
waarmee zij naar het hospitaal vervoerd werd,
terwijl Désiré moest wachten. Hij zat op een
stoel in het magazijn met een vuile vod rond de
ene hand en in de ander het zwart topje van zijn
duim.
Ten einde raad
is hij dan maar zelf, te voet, naar het "Hôpital
Saint Pierre" getrokken waar men hem
verzorgd heeft. 's Anderendaags was hij weer op
zijn werk
Madame Laurent
kreeg twee weken ziekteverlof....
ANDERE
VERHALEN.
|