Het was in het woelige jaar '50 toen hij plotseling
een convocatie kreeg om zich aan te melden in het "Selectie-
en rekruteringscentrum" in Namen. Tijdens het drie
dagen durende verblijf in de kazerne "Marie-Henriette"
werden de jongens gescreend op hun bekwaamheden om de
verplichte militaire dienst te volbrengen. De W.O.II was amper 5 jaar voorbij en plotseling verhoogde de internationale spanning tussen het Westen en het Sovjetblok. De Koreaanse oorlog brak los. De militaire dienst die normaal maar een jaar duurde werd verhoogd tot twee jaar en men ronselde Belgische militairen om de Amerikanen te ondersteunen in hun strijd tegen het communistische Noord Korea. Op binnenlands vlak had de "Koningskwestie" haar climax bereikt met de volksraadpleging, waarin het duidelijk werd dat er een groot verschil bestond tussen Vlaanderen en Wallonië. De Vlamingen hadden zich met een grote meerderheid uitgesproken voor de terugkeer van Leopold III, terwijl de Walen er tegen waren. Uiteindelijk heeft Leopold III troonsafstand gedaan om verdere oproeren en bloedvergieten te vermijden want het land was wel degelijk in een pré-revolutionaire toestand terecht gekomen. Een halve eeuw geleden kon een Vlaamse jongen nog kiezen ingelijfd te worden in een Franstalig regiment. Hij had deze keuze gedaan op aanraden van zijn vader. Hij heeft het zich later nooit beklaagd aangezien hij zijn dienst achter een bureau "klopte" ! Tijdens het verblijf in Namen zou hij toevallig in contact komen met een jonge pater Dominikaan. 's Avonds moesten de rekruten na de proeven en het avondeten op de kamer blijven. De jonge kandidaat-priester of kloosterling moest, zoals alle jonge mannen, zijn militaire dienst volbrengen. Hun passsage in een selectiecentrum werd in groep georganiseerd bij wijze dat zij geen contact hadden met de gewone rekruten. Toevallig was een jonge dominikaan ziek toen hij zich moest aanbieden, en verzeilde hij dus in de kamer waarin onze vriend zich bevond. Zoals uit het verhaal "De Bekering" gebleken is, zat deze nog steeds in een diepe geloofskrisies. Er heeft zich gedurende die twee avonden een uiterst interessant gesprek ontsponnen tussen een overtuigde katholieke dominikaan en een twijfelende protestant. Het is hem toen ook duidelijk geworden dat er in de Rooms Katholieke Kerk een merkelijk groot verschil bestaat tussen wat m'n aan het gewone volk vanop de kansel leert en de theologische studies waarmee de paters dominkanen en zelfs de jezuïeten bezig waren. De afstand die zij namen wat betreft het begrip "god" en "drievuldigheid" was enorm. Hij begreep toen ook, en dit is nu wel enigzins verandert, dat zij met hun theorieën niet mochten of durfden naar buiten komen. Het gewone volk moest dom gehouden worden opdat de R.K.K. de macht niet zou verliezen. Er is ondertussen veel veranderd. Er zijn bijna geen roepingen meer en zelfs durft Kardinaal Daneels voor miljoenen kijkers openlijk verklaren op de T.V. dat ook hij wel eens twijfelt. Zonder het te weten heeft deze jonge pater ook in zijn pril protestants geloof bressen geslagen en begon hij zich af te vragen of "God de mens gemaakt had" of "de mens de goden uitgevonden had". Enkele maanden na zijn passage in het Selectie - en rekruteringscentrum werd hij definitief opgeroepen om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij kreeg zijn militaire opleiding in de Chartreusekazerne in Luik en verhuisde dan naar Doornik. Dit was een opleidingscentrum voor chauffeurs. Hijzelf werd tewerkgesteld als dactylo in de Staf. Het was een afdeling van de "R.A.S.C." Het Belgisch leger droeg nog steeds Engelse namen en R.A.S.C. betekende "Royal Army Service Corps" of zoals sommigen vertaalden "Rarement assis souvent couchés". De Dodges waren oud en totaal versleten. Zij hadden de oorlog in Afrika, de landing in Normandië, de bevrijding van West-Europa en de verovering van Nazi-Duitsland meegemaakt. Hun verbruik in benzine was fenomenaal en als een kolonne op oefening vertrok moesten er steeds een tweetal depaneuses meerijden om de onderweg gestrande vrachtwagens terug naar de kazerne te slepen, op voorwaarde dat de depanneuses zelf niet in panne vielen. Niet zelden gebeurde het dat ze dan door de vrachtwagens weggetakeld werden. Maar iedere morgen was er uren werk aan om die oude beestjes in gang te krijgen. Er werd gevloekt en gescholden want om 9 uur moesten de kolonnes vertrekken en die niet mee was kreeg "koekjes". Wie zich niet veel aantrok van theologische discussies was een dikke goedhartige aalmoezenier die, zijn pijp rokend, iedere morgen op de enorme koer van de Caserne Baron Rucquoi in Doornik rondslenterde tussen de vrachtwagens die de soldaten met de luide noodzakelijke krachttermen aan de praat trachtten te krijgen. Door hun jarenlang leven tussen de soldaten waren de aalmoezeniers (die de graad van officier hadden) veel opener en menselijker dan de doorsnee dorpspastoor. Al bij al waren zij zeer sympathiek, verdraagzaam en open van geest. Zo ook onze dikkerd die op een bepaalde morgen "la pipe au bec" bij een vrachtwagen halt hield, waar twee soldaten een beetje te luid vloekten. "Ik denk niet dat dit de goede methode is" zei hij vermanend tegen hen. "Kijk eens hoe jullie dat moeten oplossen." Hij knielde voor de auto, maakte een kruisteken en bad n'n "Notre Père qui est aux cieux". Na een ander kruisteken stond hij recht en deed teken aan de chauffeur om te starten terwijl hij met zijn voet een harde stamp gaf tegen het voorwiel. Sputterend schoot de moteur in gang en bleef, wonder boven wonder, draaien. De pijp viel uit de mond van de stomverbaasde aalmoezenier die uitriep : "Nondedieu, ça je ne l'aurais jamais cru !" |