Na zijn C.I.P. (Centre d'Instruction
Primaire) in de Chartreuse in Luik, werd hij
overgeplaatst, gezien zijn tweetaligheid, naar
een opleidingscentrum voor vrachtwagenbestuurders
in Doornik. Het regiment behoorde tot de "R.A.S.C."
en lag in de Caserne Général baron Rucquoy.
"R.A.S.C." stond voor "Royal Armee
Service Corps". Het Belgisch leger was in
volledige reorganisatie en alle benamingen waren
nog steeds in het Engels. De Franstalige soldaten
hadden er vlug "Rarement assis, souvent
couchés" van gemaakt. Doornik was een
provinciestadje met een bourgeoisbevolking
bestaande uit advokaten, magistraten en
handelaars. Men merkte dit vooral in de café's.
Er waren twee soorten : op de grote markt waren
de zeer deftige gevestigd en rond het station de
soldatenkroegen. In die tijd moesten de
militairen in uniform uitgaan en als men als
gewoon soldaat in een bourgeoiscafé binnenkwam
voelde men een ijzige stilte. Het was alsof men
van een andere planeet was. Alle gesprekken
verstomden en de kelner vroeg minachtend wat men
wilde drinken. De offficieren en K.R.O.'s
daarentegen werden op een minzame manier
ontvangen. Wat een verschil met Luik, waar zelfs
de bevolking op straat je vriendelijk aansprak !
Na enkele weken in Doornik, heeft hij zijn
overplaatsing naar Luik aangevraagd, maar zonder
resultaat.
De tweede
categorie van herbergen waren om zo te zeggen
"hoerekoten" waar men je armoedige
soldij aftroggelde voor enkele pinten bier en een
slow op de dansvloer. Gelukkig werkte hij op de
"Staf" (den Etat-major) en was dus niet
verplicht in de soldatenkamer of in de kantine
rond te hangen. Hij bleef gewoon in zijn bureau
zitten en las de gehele bibliotheek leeg.
Een ander
voordeel van de "Staf" was dat hij
iedere week-end naar huis kon. Hij had
schriftelijk contact gehouden met een jonge
vrouwelijke collega van zijn werk. Tot zij hem
eindelijk voorstelde eens een week-end bij haar
in Brussel door te brengen. Aan zijn ouders
vertelde hij dat hij in de kazerne moest blijven
omdat er teveel werk was. Tja, het was de eerste
keer dat hij een afspraakje had en durfde het hen
niet zeggen. Hij was in de wolken : zijn eerste
rendez-vous !
Elke zaterdag
moest er nog tot 12 uur gewerkt worden en hij
telde de minuten af. Zijn valies stond reeds
klaar want hij zou moeten rennen om de trein naar
Brussel van 13 uur te halen. Plotseling om 11 uur
ging de deur van zijn bureau open en stapte de
kolonel binnen met een met hand geschreven tabel
vol met cijfers. Hij wilde die uitgetypt voor 12
uur op zijn bureau hebben en in 5 exemplaren !
Hij was er zeker van dat zijn baas deze tabel in
't geheel niet nodig had, maar wachten tot
maandag had onoverzichtelijke problemen met zich
kunnen meebrengen.
Het was een
tabel met een tiental kolommen vol met getallen.
Hij nam 5 vellen A3 papier en stak er vier bladen
carbonpapier tussen. Het ganse stak hij in een
"Underwood" schrijfmachine met grote
wagen en begon te typen. Hij werkte zo snel hij
kon. De klok tikte onverbiddelijk verder en
enkele minuten voor 12 typte hij het laatste
bedrag in de laatste kolom en trok met een zucht
van verlichting de bundel vellen uit de
schrijfmachine.
Bij het
verwijderen van het carbonpapier kreeg hij
plotseling koude rillengen en begon over gans
zijn lichaam te beven : hij had het
doorslagpapier verkeerd gestoken en alles was te
herbeginnen ! Ja er waren nog geen
fotocopiemachines en geen gsm ! Met de moed der
wanhoop herbegon hij te typen.
Toen hij klaar
was, stak de kolonel de deur open en riep :
- "Bon week-end, à lundi !"
- "Mon colonel, votre tableau......."
- "Très bien, mettez le sur mon bureau. Au
revoir !"
Toen hij, twee
uur te laat, om half vijf aan de trappen van de
Beurs in Brussel verscheen, stond er niemand meer
op hem te wachten. Hij kon niets anders dan
terugkeren naar Doornik. Op weg naar het Zuid-station
wuifde iemand uit een auto naar hem.
Daar ging zijn
hoop op een romantische week-end zittende in een
chique witte slee nevens een oude grijze vent !
ANDERE
VERHALEN.
|