ALARM IN DE STAD.

Ik ben geboren en getogen in Geraardsbergen. In een straatje langs de spoorweg aan "den travers". Er lagen meerdere spoorlijnen naast elkaar want dit behoorde reeds tot het station. Op een "rangeerspoor" stond er iedere werkdag, vanaf twee uur 's morgens een grote zwarte locomotief langzaam op "stoom" te komen. Hij maakte een regelmatig fluitend geluid. Het was alsof dit een levend wezen was met enorme grote longen. Het ritme van de zuchtende luchtpomp begeleide mijn dromen. Rond zes uur vertrok hij, met een sliert wagons mijnwerkers, naar de Borinage.

Honderden treinen met militairen heb ik zien voorbijrijden. Het begon tijdens de mobilisatie in 39. Toen waren het enkel Belgische soldaten. Na 10 mei 40 waren er ook treinen met Franse militairen, met enorme grote tanks; richting Oosten. Na enkele dagen kwamen dezelfde treinen terug, maar reden toen westwaarts. Na onze terugkeer uit Frankrijk (zie "Exodus 1940") waren het Duitse treinen.

In de meidagen van '40 heeft men het oude station in brand gestoken en is er, nog tijdens de oorlog, een nieuw modern gebouwd uit gele baksteen.
"Eindelijk zijn we van dat vuil stinkend kot vanaf" zei mijn vader. In Zottegem stond hetzelfde gebouwtje....
"Ze hadden het ook moeten in brand steken !"

Grote oorlogsfeiten zijn er in mijn mooi stadje niet gebeurd. Toch herinner ik mij enkele "kleine" voorvallen.

Vanaf 1941 begonnen de geallieerden Duitsland te bombarderen. De honderden vliegtuigen, in groepen van drie, lieten witte condensatiestrepen na. Gestadig namen die acties toe en in '44 was er bijna iedere dag luchtalarm. Tijdens de examenperiode in de maand juni kwam ons dat goed uit op school. Als de sirènes begonnen te loeien moest iedereen naar een schuilplaats in de tuin (zie "De Bareel"). De meeste leraren lieten het examen voor wat het was en quoteerden volgens hetgeen er reeds op het blad stond. Maar "Latte" was van oordeel dat we gerust konden verder werken in de schuilplaats en stond erop dat we ons schrijfgerief en het examenblad meenamen bij het verlaten van de klas.

Niemand had nog schrik van het luchtalarm, aangezien het toch niet voor ons was. Toch is het een paar keer gebeurd dat er bommen op mijn stadje gevallen zijn.

De eerste keer was het op een zaterdagnamiddag. Ik wou bij mijn vriend "dikke Pol" gaan spelen. Hij woonde in de Kattestraat. Toen ik aanklopte zei zijn grootmoeder dat hij weg was met zijn ouders. Ik trok dan maar naar de Grote Markt waar ik wel de een of andere straatloper (zoals ik) zou tegenkomen.

Plotseling was er luchtalarm en hoorden wij een laagvliegend vliegtuig boven de daken scheren. Er klonken enkele doffe ontploffingen. Als het alarm afgeblazen werd gingen we op zoek waar de bommen gevallen waren. Het was in de Kattestraat. Toen we daar aankwamen hing er een dikke stofwolk in de straat. Men heeft de grootmoeder van "dikke Pol" 's anderendaags, met tien anderen dood van onder het puin gehaal

Nooit heeft men geweten waarom er in die straat gebombardeerd geweest is.De enige plausible uitleg was, dat een beschadigd vliegtuitg, in moeillijkheden, zijn bommen heeft gedropt om bij een eventuele noodlanding geen ontploffing te veroorzaken..

De tweede maal gebeurde het in het laatste jaar van de bezetting. Er stond op een zekere dag, rond de middag, zoals zoveel keer gebeurde, een soldatentrein voor de "deur". Op platte wagons zag men tanks en alle soorten voertuigen in zandgeel geschilderd. Ze droegen allen het kenteken, een zwarte Palmboom, van het "Afrikakorps". Het was de overschot van Rommel dat naar de Atlantik Wall reed in Frankrijk.

De sirenes begonnen te loeien en ik hoorde het geluid van duikende vliegtuigen. Het was duidelijk : de trein werd door geallieerde vliegtuigen aangevallen. De zware mitrailleurs knetterden hevig. De Duitse Flak, dat op de trein stond, trad ook in actie. Het was een hels lawaai.en ik liep zo rap ik kon naar binnen recht de kelder in.

Een zestal jagers (Spitfires en Thunderbolts) die, de een na de andere, in duikvlucht naar beneden kwamen mitrailleerden de trein en lieten kleine bommen vallen. Ik hoorde hoe onze ruiten langs de straatkant in stukken vlogen. Toen merkte ik pas dat mijn moeder niet in de kelder was. Bevend van de schrik riep :
- "Mama, kom naar beneden. Waarom kom je toch niet ?"
- "Ik moet mijn patatten afgieten; ik kan toch mijn eten niet laten aanbranden !"
was haar antwoord. Ik begreep dit niet aangezien zij verschrikkelijke angst had voor donder en bliksem tijdens een onweer.

Als het mitrailleren ophield kroop ik naar boven en keek door de kapotte ruiten. Alle voertuigen op de trein stonden in brand. Overal lagen gewonde of dode soldaten. Met rinkelende bel verschenen er een tweetal ambulances gevolgd door Duitse vrachtwagen. De gewonden en doden werden in de auto's geladen en de trein werd weggetrokken tot buiten het station.

Bij het opruimen van het glas in de keuken had ik een snijwonde opgelopen en liep nu met een nutteloos groot wit verband rond mijn arm. Op school kon ik ook eens iets vertellen waar mijn vrienden met open mond stonden naar te luisteren. Ik verzweeg natuurlijk dat ik bibberend in de kelder gezeten had, terwijl mijn moeder rustig bij de stoof was blijven staan om het middagmaal te redden..

De laatste maanden van de bezetting kregen wij regelmatig bezoek van een mysterieuze Spitfire, die met wiegende vleugels twee maal over de daken scheerde.

Het was een Belgische piloot die in 1940 naar Engeland gevlucht was. Hij had dienst genomen bij de R.A.F. Gedurende een tweetal jaren had zijn moeder, die in Overboelare woonde, niet het minste nieuws gehoord.

En zie, plotseling verscheen daar een "Spit" die over haar dak scheerde. Zij wist het meteen : het was haar zoon !

Inderdaad ! Het was haar zoon, majoor Van Lierde die haar kwam groeten. Van Lierde is de piloot die het grootst aantal V1's neergeschoten heeft. Hij werd na de oorlog Kolonel en commandant van het militair vliegplein te Chièvres.

Zijn "bezoek" was puur waaghalzerij en voorzeker tegen de bevelen in. Maar het had een ongelooflijke positieve invloed op de moraal van de "witten", want het wilde ook zeggen :

"Wij zijn er nog en weldra zullen we jullie komen bevrijden".

ANDERE VERHALEN.